De Gaia-hypothese
De Gaia-hypothese werd voor het eerst geformuleerd door de wetenschapper James Lovelock in 1969.
De Gaia-hypothese gaat er vanuit dat organismen de aarde aanpassen naar hun eigen ideale omstandigheden. Om zijn hypothese der ondersteunen bedacht hij een parralel wereld. de madeliefsjes wereld. Op deze wereld komen verschillende kleuren madeliefjes voor.

De donkere groeien beter in de winter, de lichtere bereiken later hun optimale groei-omstandigheden. Dit komt omdat de donkere meer warmte adsorberen, waardoor hun omgeving warmer wordt. De lichtere reflecteren meer en daardoor koelt hun omgeving af. Denk maar aan het verschil tussen een wit en zwart t-shirt.
Ook is er een eencellige alg (Emiliania huxleyi). Deze alg komt in de oceaan voor. Deze algen zorgen er voor dat de wolken witten worden, waardoor er meer zonlicht weerkaatst wordt. Zo zorgen deze algen voor een afkoelingsaffect van de planeet en verminderen ze zo het broeikaseffect.
Hoe doen de algen dit? Bij de algenbloei onstaan gassen, die in de atmosfeer worden omgezet tot zuren. Deze zuren zorgen voor kleinere waterdruppels in de wolken waradoor ze witter worden.